Johan Evertsz van Kapel, geboren rond 1572, waardijn tussen 1618 en 1651, overleden op 17 februari 1651, begraven in de Geertekerk op 17 februari 1651, zoon van Evert van Kapel en Lijsbeth van Voorst.

Jan Evertsz. van Capel werd in 1599 meester bij het goud- en zilversmidsgilde van welk gilde hij verschillende bestuurlijke functies bekleedde. Nadat de benoeming van Roeland Gerobulus niet was doorgegaan, werd Jan van Capel in december 1618 benoemd tot waardijn van de Utrechtse Munt. Omdat de Munt ten tijde van de aanstelling niet actief was, werd Van Capel pas beëdigd in april 1619. Behalve Jan van Capel had ook Roelant Gerobulus, vader van de latere muntmeester Johannes Gerobulus, voor het waardijnschap geopteerd. In juli 1650 voegden de Staten Frederik Eliot als waardijn toe aan Jan Evertsz. van Capel, om de reeds op hoge leeftijd verkerende Van Capel bij overlijden op te kunnen volgen.
Van Capel werd in 1615 beboet met 12 gulden, omdat hij en zijn vrouw in Amersfoort een verboden preek van Peter van Nijenrode hadden bijgewoond.
Een zoon, Evert van Capel, werd zilversmid en vestigde zich in Schoonhoven. De stempelsnijders Joachim en Frederik Cornelisz. van Vloock waren zwagers van hem.

Hij is getrouwd in het jaar 1608, getrouwd in mei 1608 voor de kerk, op ongeveer 36-jarige leeftijd met
Jacobgen Cornelisdr van Vloock, begraven in de Geertekerk op 8 november 1652, dochter van Cornelis Joachimsz van Vloock (zilversmid) en Antonia Hendricx de Geer.

Uit dit huwelijk:

terug

www.agandau.nl
© Luijt/Houtman